e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L385p plaats=Sint Odilienberg

Overzicht

Gevonden: 904

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afgeroomde melk ondermelk: ondermelk (Sint Odilienberg) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afhangen (de deur) afhangen: āfhaŋǝ (Sint Odilienberg) Deuren van scharnieren voorzien en ze vervolgens draaibaar in het kozijn bevestigen. [N 55, 35] II-9
afkorten afkorten: āfkortǝ (Sint Odilienberg, ... ) De stijlen van een kozijn op maat afzagen. In Q 18 werd dit werk met behulp van een 'maatmal' ('mǫatmal') gedaan. [N 55, 3] || Hout, en meer in het bijzonder een boomstam, haaks op de houtvezel in twee stukken zagen. De afgezaagde stukken boomstam hebben bij de kuiper de lengte van een duig, bij de klompenmaker de lengte van een klomp. Zie ook het lemma ɛstuk boomstamɛ en de lemmata ɛbollenɛ bij de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ bij de vaktaal van de klompenmaker. In Venray (L 210) en omgeving werd de houtzager die de boomstam voor onder meer klompenmakers verder in stukken zaagde, houtsnijder (hǭltsnējǝr) genoemd (Venrays woordenboek, pag. 206).' [N E, 6a; N 50, 16a; N 53, 21b; N 53, 22; N 75, 115b; N 97, 44; monogr.] II-12, II-9
afronden ronden: ronjǝ (Sint Odilienberg) De voorzijde van de treden afronden. [N 55, 111a] II-9
afschrijflat rei: (Sint Odilienberg) Een zuiver vlak en recht geschaafde lat, soms voorzien van een maatindeling, waarlangs men een rechte lijn kan trekken en waarmee men kan controleren of iets recht is. Zie voor het door invullers uit Geulle (Q 18) en Mechelen (Q 204a) opgegeven woordtype ril ook DL, pag. 571 s.v. ɛr√ªleɛ en RhWb (VII), kol. 428 s.v. ɛRilleɛ.' [N 53, 185a; N 53, 185c; monogr.] II-12
afschrijfmal mal: mal (Sint Odilienberg) Dun plankje waarmee men op de trapbomen van een rechte trap of steektrap de hoogte en breedte van de treden aftekent. Het bestaat uit een plankje dat aan de onderzijde de afmeting heeft van de aantrede plus de wel plus het voorhout. De hoogte van de mal is gelijk aan de optrede van de trap. Aan de mal is een geleidelatje bevestigd zodat het geheel langs de bovenkant van de boom kan worden bewogen. [N 55, 94b] II-9
afschrijfpunt priem: prim (Sint Odilienberg) Stalen stift met punt, soms met houten handvat, die wordt gebruikt om op het hout bewerkingslijnen af te schrijven. Zie ook afb. 98. [N 53, 183a] II-12
afschrijven aftekenen: āftęjkǝnǝ (Sint Odilienberg) Met behulp van het dubbele kruishout op stijlen en dorpels de plaatsen aantekenen waar de pennen en gaten moeten worden aangebracht. [N 55, 4b] II-9
afschuining visbek: vø̜š˱bɛk (Sint Odilienberg) De schuinte die ontstaat door de kant van een stuk hout te schaven. Zie ook afb. 52. Vgl. voor het woordtype vaas, dat werd opgegeven door de respondent uit Mechelen (Q 204a), ook wnt XVIII, kol. 632, s.v. vasche, ø̄reep, strookø̄. Wanneer twee stukken hout die elk aan de lange, smalle zijde van een afschuining zijn voorzien, tegen elkaar worden bevestigd, ontstaat een V-vormige uitsparing, die visbek wordt genoemd. [N 53, 125b; monogr.] II-12
afsnuiten afsnuiten: āfšnøtǝ (Sint Odilienberg) De scherpe hoek of snuit afsnijden van een stuk hout, dat in een ander ingelaten moet worden. Bij het vervaardigen van een trap worden, wanneer de treden onder een scherpe hoek in de boom vallen, de voorkanten van de wellen voor zover zij in de nesten komen, bijgesnoten. [N 55, 120a] II-9